Constructing sentences – Answers
I – “ik ben”/”ben ik”
- – ik ben
- – ben ik
- – ben ik
- – ik ben
- – ben ik
- – ben ik
- – ben ik
- – ben ik
- – ik ben
- – ben ik
- – ben ik
- – ik ben
II – Pick the right sentence
1-c, 2-b, 3-a, 4-b, 5-d, 6-c, 7-d
III – Make correct sentences
() means that a sentence is not very common, but still correct.
- – Mag ik het woordenboek gebruiken?
- – Ik kijk altijd naar Sesamstraat
(- Altijd kijk ik naar Sesamstraat)
(- Naar Sesamstraat kijk ik altijd)- – Ik ga volgende week naar Frankrijk
– Volgende week ga ik naar Frankrijk
(- Naar Frankrijk ga ik volgende week)- – Ik wou dat het elke dag feest was
(- Ik wou elke dag dat het feest was)
(- Elke dag wou ik dat het feest was)- – Ik heb gisteren pannekoeken gegeten
– Gisteren heb ik pannekoeken gegeten
(- Pannekoeken heb ik gisteren gegeten)- – De volgorde van deze zin is helemaal fout
– Van deze zin is de volgorde helemaal fout
– De volgorde is helemaal fout van deze zin
(- Helemaal fout is de volgorde van deze zin)