Nightmares of er – Answers
I – Replace the object by ‘het’, ‘hem’, ‘ze’ or ‘er’:
- Ik koop HEM.
- Ik verkoop HET.
- Ik kook ZE.
- Zij vergeet HEM.
- Hij leest ERIN.
- Ik krijg HEM volgende week maandag.
- Ik denk ERAAN terwijl ik ERNAAR kijk.
- Je moet EROM vragen.
- Ik heb ZE niet nodig.
- Ik heb HEM schoongemaakt
.
II – Find ou where ‘er’ would fit in:
- gisteren had ik geen fiets en nu heb ik ER twee.
- is ER nog koffie?
- ER heeft een man voor je gebeld.
- ik heb ER geen zin in.
- je ziet ER slecht uit vandaag.
- is ER vanavond iets leuks op de televisie?
- ik wil ER geen ruzie om maken.
- ER zit geen suiker in mijn koffie.
- waarom zitten ER geen koekjes in de trommel?
- als je iets wilt bereiken, moet je ERvoor werken.